Bruine zebravinken en hun moe ilijkheid: w arm bruin Door Jan van L ooy Tentoon stellers met bruine zebravinken  ken nen de opmerking op de  keurbriefjes “kan warmer bruin” zeer goed . De meeste gekeurde bruine  krijgen deze opmerking mee . Wanneer  de  liefhebber dan de moeite doet om objectief de betrokken  bruine nader  te  bekijken dan  zal hij vast stelle n dat de keurmeesters gelijk  hebben. De meeste bruine op onze T.T.’s missen warmte in hun bruine  kleur. De eerste vraag die dan gesteld wordt is: hoe ko mt dat?. De tweede is dan logisch: wat kunnen we daar aan doen? Ik ga in dit artikel daarop trachten te antwoorden. Om op de eerste vraag te antwoorden gaan we teug naar de oorsprong  van de bruin mutatie. De bruine kleurslag is één van de eerste kleurve randeringen die bij de  zebravink optraden. Naar alle waarschijnlijkheid ontstond deze mutatie  in de natuur want in 1927 wordt voor het eerst melding gemaakt van  bruine zebravinken in Australië. Omstreeks 1940 wordt er melding  gemaakt van bruine zebravinken in  Afrika.  Vast staat dat omstreeks 1950 de kleurslag in Europa bekend was. De  benamingen die deze mutant kreeg  varieerden  reebruin was de meest  gebruikte maar ook i sabel was een tijdje in gebruik  Het verschil tussen  een wildkleur grijze en een bruine is dat de eumelanine door de mutatie  slechts kan  uit oxideren tot bruine eumelanine i.p.v. zwarte. Het  kleurbeeld van de eerste mutanten was een zandkleurig bruin op het  rugdek. Op plaatsen waar bij de grijze een hoge concentratie eumelanine  wordt waargenome n, bijvoorbeeld de borstband, de bloktekening, snavel - en traanstreep, verandert het zwart  in zwartbruin. Zoals hierboven is vermeld, verandert onder invloed van de mutatie de grijze rugdekkleur van de wildvorm in  een zandkleurig bruin. Zandkleurig bruin i s een  koude  kleur. Hier ligt eigenlijk de verklaring waarom bruintjes  zo moeilijk warm te kweken zijn. De mutant is immers van oorsprong koudbruin.  Ant woorden op de tweede vraag is complexer. De oorsprong van de bruine mutant is dus koudbruin maar d e  huidige standaard verlangt een diepe warm  bruine kleur. De warmte van de bruine kleur zal moeten komen van de roodbruine  pheomelanine , met een  ondersteuning van de zandkleurige bruine eumelanine die de kleurdiepte zal leveren. Beide kleurpigmenten  dienen e lkaar dus aan te vullen om een optimale bruine te verkrijgen. Bij de kweek van bruine zebravinken is  het kwekersgevoel voor kleur erg belangrijk. Immers, het kweken van de ideale bruine is echt mengwerk van  verschillende kleurdieptes. Vermits het kweken va n warmbruine een spel is van de hoeveelheid pigmenten lijkt het mij eens interessant  om die kleurpigmenten eens nader te bespreken. De eerste kleurstof die we nader gaan bekijken is de eumelanine. Deze is opgebouwd uit staafvormige hulsjes  die bij de wildk leur zebravink gevuld zijn met een zwarte pigmentstof. Bij onze bruine zijn zij door het niet  volledig uitoxideren gevuld met zandkleurig bruine pigmentstof. Veervelden met een hoge concentratie  eumelanine worden door ons oog waargenomen als  zwartbruin, de ze met een mindere concentratie als volledig uitoxideren gevuld met zandkleurig bruine pigmentstof. Veervelden met een hoge concentratie  eumelanine worden door ons oog waargenomen als  zwartbruin, de ze met een mindere concentratie als  zandkleurig bruin.  De eumelan ine vertoont een dominante vere rvingswijze De andere kleurstof  pheomelanine , is opgebouwd uit korrelvormige bolletjes die bij de wildkleurige zebravink  gevuld zijn met een roodbruine pigment stof. Aan deze kleurstof raakt de bruin mutatie niet Veervelden met  een hoge concentratie van alleen  pheomelanine worden door ons oog waargenomen als kastanjebruin (flank)  of oranje bruin ( wangvlek) afhankelijk van de concentratie.  Pheomelanine vertoont e en recessieve  verervingswijze. Nu we  weten  uit welke kleurpig menten de bevedering van onze bruine zebravink is opgebouwd en hoe deze  vererven  gaan wij terug naar de kweekpraktijk. Wat wij uit kweekervaring weten is dat de kleurdiepte geleverd  door de  eumelanine door de domina n te verervingsvorm vrij goed is vast te leggen en via gerichte selectie kan  beïnvloed worden.  De moeilijkheid ligt dat bij de  pheomelanine , hoewel er een recessieve verervingsvorm wordt vastgesteld is  die toch niet zo zuiver als d e kweker zou willen. Wanneer exe mplaren met normaal  pheomelanine bezit  gepaard worden aan exemplaren met veel  pheomelanine bezit dan komen daar jongen uit die normaal  pheomelanine  bezitten en split zijn voor veel  pheomelanine . Maar verdere kweek levert niet steeds jongen op  met veel  pheomelanine bezit. Maar via gerichte paringen tussen exemplaren die veel  pheomelanine bezitten  en  bruine  die split zijn voor sterk  pheomelanine bezit  krijgt de kweker wel vat op de concentratie in wangen  en flanken waar de  pheomelanine alleen voorkomt. Maar men krijgt veel moeilijker vat op de concentratie in  het rug - en  vleugeldek  waar deze kleurstof voorkomt in mengvorm met eumelanine. Bij de selectie dienen we  dan ook  steeds  te letten op het bez it van een maximale aanwezigheid van  pheomelanine . Deze kan het beste  op de stuit  worden ingeschat. Hoe warmer crè me, zelfs op het rosachtige af, deze zone van kleur is, hoe groter  het  pheomelanine bezit. Ook de buikkleur is een goede indicator.  Warm brui ne kweken wordt dus  pheomelanine opzoeken en waar vinden we die? Er zijn natuurlijk bruine te  vinden met veel  pheomelanine bezit maar die zijn gewoonlijk niet te koop Wel de enige kleurslag die ons in  de bruinkweek kan helpen is de grijze. Er zijn grijze e xemplaren met een groot  pheomelanine bezit  best is het  gebruik van een grijze pop met een maximum aan bruine aanslag op het  rug - vleugeldek  en een zeer crè me  buik. Mits wat zoekwerk zijn zulke poppen te vinden. Bij paring aan een bruine man verkrijgt men d irect jonge  bruine poppen en grijze mannen split voor bruin. Wanneer men twee verschillende bruine mannen met zulke  pop enkele nestjes laat groot brengen, dan kan men het volgend kweekjaar door halfbroers en halfzusters aan  elkaar te paren  mogelijk in de g oede richting te gaan wat warm bruin bezit betreft. Tot hier het theoretische antwoord op vraag 2. In de praktijk stelden de kwekers evenwel nog andere zaken vast . Wie  zich  als bruinkweker In bv. Nederland of Italië prachtige warmbruine zebravinken aansch afte en daarmee  zonder bloedverversing een stam bruine  opzette  bemerk te dat de hoeveelheid  pheomelanine in de vogels  verminderde, ook al paarde men steeds max.  pheomelanine aan max.  pheomelanine . Het lijkt erop dat de  pheomelanine zeer langzaam verdwijnt. De jonge bruine werden jaar na jaar kouder van kleur. Een  theoretische uitleg is  dan  dat de intermediaire vererving van  pheomelanine hier voor iets tussen.  En als  oplossing wordt dan gegeven dat r egelmatige bloedverversing bij de bruinkweek een must is . Anderzijds doken er andere verhalen op: In grote delen van Nederland blijkt het leiding water een fractie  zuurder dan het Belgische leidingwater. Experimenten met het aanzuren van het drinkwater toonden aan dat  dit inderdaad invloed heeft op de warmbruine  kleur . Bovendien is aangezuurd water ook een remedie tegen  de megabacterie. Kwaad kan het dus zeker niet. © copyright BNEC  ALLE TEKSTEN OP DEZE SITE VALLEN ONDER HET AUTEURSRECHT ELKE REPRODUCTIE IS VERBODEN ZONDER VOORAFGAANDE EN SCHRIFTELIJKE TOELATING VAN DE AUTEUR
HOME HOME
BESTUUR BESTUUR
TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
VRAAG EN AANBOD VRAAG EN AANBOD
LIDMAATSCHAP LIDMAATSCHAP
KWEKERSLIJST KWEKERSLIJST
LINKS  LINKS
HOME HOME
BESTUUR BESTUUR
TIJDSCHRIFT TIJDSCHRIFT
VRAAG EN AANBOD VRAAG EN AANBOD
LIDMAATSCHAP LIDMAATSCHAP
KWEKERSLIJST KWEKERSLIJST
LINKS  LINKS