PLEEGOUDERS BIJ ZEBRAVINKEN: EEN LUXE OF EEN HULPMIDDEL Wanneer men over pleegouders of voederkoppels spreekt, dan heeft men het over vogels die gebruikt worden om eieren van andere vogels uit te broeden. Natuurlijk kan men dan de vraag stellen van: zijn er nog meer specifieke reden en welke zijn dan de pleegouders bij uitstek! Waarom pleegouders? Grote zebravinken zijn van nature uit een beetje lui. Het is een risicogroep geworden waar altijd wel iets mee aan de hand is. We denken spontaan aan slechte nestbouw, het beschadigen van de eieren of het plat zitten van de jongen door het gewicht van de ouders. Het beschadigen van de eieren kan deels opge-lost worden door bijtijds de nagels te knippen. De rest hebben we door aanhoudende selectie zelf een beetje in de hand gewerkt. Wie geen ervaring heeft met de nieuwe generatie zebravinken, zegt gauw al smalend dat ( standaard ) zebravinken kweken als de muizen’ , maar de betrokken liefhebber weet wel beter! Hopelijk gaat het hier geen vaart lopen zoals bij de grasparkieten waar door het nastreven van groot, groter, grootst, zulke uit de kluiten gewassen modelvogels nog amper met moeite jongen voortbrengen. Een volgende probleemgroep zijn de vogels met rode ogen. Zoals de masker-bruinen en alles wat ermee verwant is. Dit type zebravinken hebben, door de intense selectie, verminderde kweekeigenschappen en een minder goed zicht. Hierdoor voederen ze hun jongen minder goed of zelfs helemaal niet. Zelf heb ik hier een eigen theorie over, maar er is niets concreet bewezen, het is zuiver mijn persoonlijke mening. Hoe dieper en intensiever de maskers en hoe roder de ogen gekleurd zijn, hoe meer problemen bij de kweek. Pleegouders kunnen dus ingezet worden wanneer de natuurlijke ouders niet ( voldoende ) in staat zijn om hun jongen groot te brengen. Er kunnen echter ook andere beweegredenen een rol spelen. Het kan na- melijk zijn dat je gewoonweg meer jongen wil bekomen van bepaalde ( top )vogels. Men kan nu met min- der koppels kweken en toch evenveel of zelfs meer nakomelingen op stok krijgen. Het voordeel hierbij is dat men door het grotere aanbod ook strenger kan selecteren. Tevens worden de echte ouders minder afgemat daar ze alleen maar eieren moeten leggen. Daarbij heeft men nog het voordeel dat de kweek- periode voor hen korter is en de rustperiode langer, want de pleegouders nemen dan de taak van het broeden en het grootbrengen over. Men zal dit oude systeem nog wel toepassen maar op een modernere manier, want we zijn ondertussen in het jaar 2024. De kweek zal nog steeds zo’n 3 maand duren, maar dan vier maal herhaald worden met telkens nieuwe koppels. Dikwijls worden hier te jonge vogels ingeschakeld, but so what ! Het voordeel is immers dat je op dat ene jaar tot 4 generaties kunt kweken. Je kan dus een gans kweekprogramma opzet-ten op een respectievelijk, korte termijn. Welke zijn nu de meest geschikte pleegouders? Heel   simpel : het type vogels waarvan bewezen is dat zij zelf goed en zonder problemen kweken. Aan de hand van de hoeveelheid aanwezige eitjes in het nest van de pleegouders, is het aangewezen om deze in totaliteit om te wisselen. Na het kippen kan men ook nog jongen bijschuiven die ergens anders minder goed ge-voederd zijn. Een   goede   raad : vermijd om eieren of jongen van eenzelfde kleurslag, maar van andere afkomst, samen te leggen en noteer alles heel nauwkeurig in uw kweekboek. Doe je dit niet, dan mag je er zeker van zijn dat je in de kortste keren door het bos de bomen niet meer ziet, omdat je niet meer zeker bent van de herkomst van bepaalde jongen. Het aanwenden van kleine zebravinkjes. Je kent ze wel de ( bonte ) oer-zebravinkjes. Geweldig actief, zitten geen seconde stil en kwetteren er maar op los. Je zet enkele koppeltjes in een volière met genoeg woonbakjes en op het eind van het seizoen heb je een ganse kolonie. Dit zijn de vogeltjes bij uit- stek om in te zetten als pleegouders. Door hun kleiner postuur moet je natuurlijk niet overdrij-ven in het bijleggen van een overgroot aantal ei-tjes. Hou alles binnen het aanvaardbare! Het Japanse meeuwtje. Dit vogeltje kan met recht en rede de kampioen onder de pleeg- ouders worden genoemd. Al wat in hun macht ligt brengen ze groot. Klein of ruim gehuisvest, het Japanse meeuwtje is met alles tevreden. Ze vragen ook geen extra verzorging of speciale voeding. Natuurlijk doet men er wel goed aan om een uitgeba- lanceerde zaadmengeling te voorzien, alsook om een vitamine- rijk eivoeder te verstrekken. De pleegjongen hebben behoefte aan de meest geschikte voedingsbron. Maar geen probleem, de meeuwtjes voederen vele exotensoorten met bijna elk beschik- bare zaadsamenstelling en een extra takje trosgierst. Spijtig genoeg zijn er ook enkele negatieve punten die de pleegouders met zich meebrengen! Zebravinken en Japanse meeuwtjes gaan niet zo goed samen in dezelfde kweekruimte. Tegenstrijdige stofwisseling noemt de dierenarts het. Daarbij zijn onze exoten zeer gevoelig voor Trichomoniasis . Een infectie die veel voorkomt bij duiven en waarvan het meeuwtje soms drager is. Bij de vogelliefhebbers is het dan ook bekend als de Japanse meeuwenziekte. Deze protozoaire infectie uit zich in ademhaling- en darmproblemen. Onze fijngevoelige exotische vogels krijgen dan meestal af te rekenen met Cochlosoma (slijmerige diaree). Jonge vogels in het nest zullen dan snel stoppen met groeien en sterven. Het is dus belangrijk om de pleegouders op voorhand te kuren zodat besmetting of overdracht kan vermeden worden. De symptomen ( zie foto ) zijn dan vooral waarneembaar in de bek, keelholte, slokdarm en eventueel de krop. Vroeger kuurden de liefhebbers met het geneesmiddel Ritsol dat later uit de handel werd genomen vanwege z’n negatieve invloed op de natuurlijke weerstand van onze exoten. Een veel gebruikte opvolger was toen Flagellamix en dit gaf eveneens goede resultaten. Vandaag wordt Trichomonia, G iardia, Cochlosoma en H examita goed behandeld met de vernieuwde formule Ronella . Deze poedervorm is oplos-baar in water. Ook al zijn de symptomen bij het Japanse meeuwtje maar in mindere mate waarneembaar, toch zullen de jongen in het nest aan de besmetting overlijden. Het is dan ook aangeraden om de besmette Japanse meeuwen onmiddellijk uit de kweek te verwijderen, vooraleer de infectie uitbreiding neemt en meer slachtoffers zal maken. Bijkomend zijn onze Japanse meeuwtjes ook erg   gevoelig   voor   bloedluis , iets wat je zeker kunt missen in de kwekerij. Dit doet geen afbraak aan de capaciteiten van het Japanse meeuwtje, maar het vraagt wel de nodige aandacht van de liefhebber. Het is beter te voorkomen dan te genezen want deze parasiet ver-menigvuldigd zich razend snel waardoor ganse broedsels verloren kunnen gaan. De zebravink-ouders voerderen de jongen niet voldoende ! · Direct na het kippen hebben de jongen nog geen behoefte aan eten. Dit gebeurt meestal vanaf dag twee. Dus na 24 uur dienen de kropjes van de zebravinkjes goed gevuld te worden door de ouders wat ook heel duidelijk is op te merken. Over het algemeen gaat dit gewoon goed en hoeft er ook niet ingegrepen te worden. Een enkele keer, bijvoorbeeld bij eerstejaars-vogels, wil het nog weleens gebeuren dat het eerste nestje niet wordt gevoerd, maar meestal gaat het nadien toch beter. Naast het vertrouwde eivoer kan het verschaffen van pinkies of licht gekiemd zaad de vogels hierbij stimuleren. Persoonlijk zou ik de eerste dagen niet teveel groenvoer verstrekken om darmproblemen te vermijden. Goed gevoederde jongen zullen snel groeien en in gewicht toenemen en kunnen na een 5-tal dagen geringd worden. Ring je te vroeg, dan valt de ring er weer af. Ring je het jong te laat, dan krijg je hem niet meer om, of dan toch niet zonder beschadiging en die is hier zeker niet gewenst. Uiteraard kan het ook gebeuren dat een koppel wel zal broeden, maar het toch vertikt om de jongen te voederen. Dan zijn we aan- gewezen om pleegouders in te schakelen. Hierbij is het belangrijk dat de broedcyclus van beide nesten overeenstemmend zijn. Dit geldt zowel voor het onderleggen van de eieren als voor het bijschuiven van reeds gekipte jongen. Indien er een te groot verschil is, dan zal onze ingreep veelal mislukken, want ook de pleegouders zijn gebonden aan het verloop van het broedproces. Een extra tip: Uitgemergelde jongen zijn een eerste teken van slecht voederende ouders wat bij onze grote zebravinken meermaals voorkomt. Naargelang de tijd verstrijkt, wordt het verzwakte jong steeds minder of bijna niet meer gevoederd. Soms is de oplossing om nu een goed gevoed en actief jong van een ander nest er bij te leggen dat eventueel ietsje ouder is. Door zijn vitaliteit en constant bedelen, gaat dit het ouderkoppel stimuleren om alle jongen dan meer te gaan voederen. Lukt dit niet, dan kan bijspuiten van de jongen de oplossing geven. Wanneer ze ouder worden en de ogen open gaan, zal het bedelen naar voedsel dikwijls toenemen wat meestal een positieve reactie tot gevolg heeft. U moet natuurlijk niet overdrijven in het switchen van de jongen, want het zou eens kunnen gebeuren dat de ouders het ganse nest in de steek laten. Bedenk ook dat een verzwakt jong misschien besmet kan zijn, wat dan het ganse nest zou schaden. Het aantal jongen in het nest is soms ook belangrijk ! Wanneer de eieren niet tegelijk uitkomen, kan het zijn dat bepaalde jongen slecht worden gevoederd en wat achterstand oplopen. Deze achterstand wordt steeds groter en de achterblijver zal uiteindelijk dood gaan omdat de ouders onvoldoende werden gestimuleerd door het te zacht krijsende jong. Jongen met achterstand kunnen dus beter verlegd worden naar een koppel met jongen van gelijke grootte ( leeftijd ). Maak van nesten van 1 of 2 jongen, dan gecombineerde nesten van 4 à 5 jongen. De jongen hebben nu een grotere overlevingskans. De kinderloze ouders kunnen vervolgens gewoon weer opnieuw beginnen. Het grootbrengen van jonge zebravinken. Het is belangrijk dat we onze oudervogels laten gewennen aan het soort eivoer dat we tijdens de kweek willen verschaffen. Op deze wijze kunnen we vooraf al nagaan of het graag en zonder problemen door de kweekkoppels zelf wordt gegeten. Zo niet, dan wordt de uitdaging een stuk groter, want als de ouders er niet verzot op zijn, dan wordt het slechts matig aan de jongen doorgevoederd. Het is zeker niet verstan-dig om plotseling de samenstelling ervan te veranderen zonder met zekerheid te weten wat hiervan de impact gaat zijn! En dit geldt zowat voor alles, gaande van verlichting, verwarming en huisvesting. Het is voornaam om een vertrouwde situatie of omgeving niet te wijzigen. Wanneer de kweek goed verloopt, laat dan alles zoals het is en gaat vooral niet ondoordacht experimenten. Wanneer de jongen het nest verlaten dan gebeurt dit meestal gezamenlijk, maar soms kan er een paar dagen verschil tussen zitten. Onze poging om jongen die te snel uitvliegen terug in het nest te plaatsen, zal meestal mislukken. Doe dit alleen als het echt noodzakelijk is of met de betrachting om hun levenskansen te vergroten. Met twee mannelijke Japanse meeuwen kan het ook lukken ! Als je enkel 2 mannetjes in een broedkooi zet en genoeg nestmateriaal aanbiedt, zullen ze vanzelf met de bouw beginnen. Eens het nest voltooid is, kan je er iedere dag een kunsteitje in gooien. Als het legsel kunsteieren kompleet is, kan je dit in z’n geheel vervangen door het gewenste aantal ze- bravinkeieren. Denk eraan om de duur van de natuurlijke broedcyclus enigszins te respecteren. De mannetjes durven gedurende de ganse periode gezamenlijk in het nest blijven broeden. Een voor- deel is dat er nu geen eitjes worden bijgelegd, wat gemengde nesten met andere jongen uitsluit. Rare waarnemingen: Het is meermaals gebleken dat jonge zebravinken rare gewoonten van hun pleegouders durven overne-men, zoals het zachtjes en bescheiden zingen. Ergens hebben we ingegrepen in het natuurlijke verloop van het opgroeistadium en dit zal het normale gedragspatroon dan be-ïnvloeden. Laters kan dit in de hofmakerij tot verwarring en afwijzing leiden bij de partner. Toch is gebleken dat de jongen die door Japanse meeuwtjes zijn opgevoed, heus zelf wel voor hun eigen kroost zor-gen, mits er een partner bij komt die niet door pleegouders is opge-voed. Dit bewijst dat eigenheid aan de soort ook hier belangrijk is! Ook al werden bepaalde eigenschappen in dit geval genetisch niet overgedragen, toch zullen de jongen grotendeels het gedrag aanne-men in navolging van hun pleegouders. TOT SLOT: Bij het kweken van tropische vogels is het gebruik van pleegouders niet altijd een noodzaak. Tegenwoor- dig zijn de meeste soorten zo gecultiveerd dat het met een aangepaste voeding, habitat, grootte en infra van de voliere, onze natuurbroed in vele gevallen met de nodige kennis en voorzorgen vlotter laat lukken. Veel succes! Etienne De Bock
TERUG TERUG
© copyright BNEC  ALLE TEKSTEN OP DEZE SITE VALLEN ONDER HET AUTEURSRECHT ELKE REPRODUCTIE IS VERBODEN ZONDER VOORAFGAANDE EN SCHRIFTELIJKE TOELATING VAN DE AUTEUR