MIJN KWEEKERVARING MET DE MELBA ASTRILDEDe melba-astrilde,ook gekend onder de wetenschappelijk naam ‘Pytilia melba’is een vogel uit de familievan de prachtvinken(Estrildidae). De nominaatvorm is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Afrika,maar ver-wante rassen worden eveneens gezien in alle gebieden van Midden- en Oost-Afrika. Deze exotensoort telt een 8-tal ondersoorten verspreidt over erg uitgebreide leefgebieden:Pytilia melbamelba: van zuidelijk Congo-Brazzaville en Angola tot zuidwestelijk Tanzania en zuidelijk tot centraal Namibië, noordelijk Zuid-Afrika en zuidelijk Mozambique.Pytilia m.citerior: van Mauritanië, Senegal en Gambia tot zuidelijk Soedan.Pytilia m. jessei: van noordoostelijk Soedan tot noordwestelijk Somalië.Pytilia m. soudanensis: zuidoostelijk Soedan, zuidelijk Ethiopië, centraal en zuidelijk Somalië, noordoostelijk Oeganda, noordelijk en oostelijk Kenia.Pytilia m. percivali: van centraal Kenia tot noordelijk Tanzania.Pytilia m. belli: van oostelijk Congo-Kinshasa tot westelijk Oeganda en verder tot westelijk Tanzania.Pytilia m. grotei: oostelijk Tanzania, noordelijk Mozambique en oostelijk Malawi.Pytilia m. hygrophila: noordelijk Zambia en noordelijk Malawi.Kenmerken en kleurbeschrijvingHet voorhoofd, de keel en de wangen zijn felrood en de nek is grijs. Het snaveltje is oranjerood. De rug en vleugelszijn olijf-groen, de staarten stuit zijn weer rood. De borst is oranje en de buik is wit met zwarte dwarsstreepjes. Mannetjes en vrouwtjes zijn goed van elkaar te onderscheiden want het vrouwtje heeft, behalve de kleur van het snaveltje, geen rood masker aan de kop en is over het geheel wat matter van kleur. De totale lengte van kop tot puntje staart is 12 à 13 centimeter.Karakter en sociaal gedrag Ze houden zich in de vrije natuur meestal op als paartjes of in klein familieverband. Het zijn hoofdzakelijk schuwe en teruggetrokken vogels en men ziet ze vaak op de grond of in doornig struikgewas dicht bij de grond. Vliegen is niet hun grootste hobby en ze vermijden hoge, lange vluchten. Ze vliegen tussendoor slechts kleine stukjes om dan direct weer te landen. Het zijn lieve, beweeglijke vogeltjes en kunnen bij andere kleine vinkachtigen gehouden worden. In de broedtijd zijn ze echter zeer agressief, vooral tegen-over soortgenoten en verwante soorten, want dan vechten de mannetjes op leven en dood. Daarom is het aangewezen om tijdens de broedtijd ze enkel paarsgewijs te houden. Hou niettemin een oogje in het zeil en goed observeren is zeker de boodschap want zelfs buiten het broedseizoen is agressie tegenover soortgenoten geen uitzondering. HuisvestingDeze vogels moeten zorgvuldig geacclimatiseerd worden. Melba-astrilden zijn echte zonnekloppers. Als hun verblijf op een zonnige plaats staat, dan gedijen ze optimaal. Ze kunnen dus zowel binnenhuis als in een beplante buitenvolière met heesters en struiken worden gehouden. In de koudere periodes kunnen de vogels het beste naar binnen worden gehaald ook al beschikken ze over een beschermd buitenverblijf. In putje winter kan men beter het zekere voor het onzekere nemen door ze goed verwarmd binnen te houden. Een verblijf waar een temperatuur heerst van minimum 10°C zal zonder risico nu zeker volstaan. VoedingAls basisvoeding dient een goede kwaliteit aan tropenmengsel worden verstrekt met zo nu en dan wat eivoer. Sommigen geven de voorkeur aan insectenpaté of een universeel krachtvoer. Tijdens het groot-brengen van de jongen moet het aanbod uitgebreid worden met kleine levende insecten. Ook mieren-eieren, buffalwormpjes of geknipte meelwormen zijn een goede bron van eiwitten. Ze lusten ook graag kiemzaad, trosgierst en allerlei onkruidzaden. Een beetje groenvoer is goed maar niet echt een noodzaak. Naast bovenstaande voeding is het toch noodzakelijk dat de vogels dagelijks vers bad- en drinkwater ter beschikking hebben. Tevens mogen ook bepaalde vogelmineralen, grit en maagkiezel niet ontbreken.De kweekDe Melba-astrilde werd slechts in geringe mate geïmporteerd en behoort dus tot de zeldzamere exoten. Vooral het erg agressieve gedrag van de man bemoeilijkt het samenstellen van goede kweekkoppels en soms is het zelfs noodzakelijk om de man bij de pop weg te halen vooraleer ze het onderspit delft. Van-wege de constante rivaliteit worden er maar zelden jongen via natuurbroed gekweekt.De zang van het mannetje is mooi en bestaat uit klagende fluittonen, doorvlochten met zacht, snorrende geluiden. Het eigenaardige van deze soort is dat hiervan ook het popje een beetje zingt, maar het is zach-ter en korter dan het mannetje. Het is een lust voor het oog en oor, als de man met een veertje of een strohalm in de bek, zijn 'baltsdansjes' voor het popje vertoont. Van verschillende materialen bouwen ze een wat slordig uitziend nest met cocosvezel, uitgeplozen sisaltouw, enkele donsveertjes en droge gras-sprietjes. Het nest wordt gebouwd door zowel het mannetje als het popje. Als nestplaats hebben ze een voorkeur voor beschutte plekken. Ze maken graag gebruik van een nest-korfje of bouwen een vrijstaand nest in een dichte struik, meestal laag tegen de grond. Gemiddeld leggen ze 3 à 5 witte eitjes die door beide ouders afwisselend worden bebroed. Na ongeveer 13 dagen kippen de jongen uit het ei. De eerste dagen worden de jongen hoofdzakelijk met levend dierlijk eiwit gevoederd. Zonder een dergelijk aanbod sterven de meeste jongen vroegtijdig. Na een week zal er dan meer zachte zaden, eivoer en trosgierst worden opgenomen. Na ongeveer 3 weken vliegen ze uit, maar zijn nog niet zelfstandig. Ze worden door beide oudervogels nog een 15-tal dagen begeleid. In hun jeugdkleed lijken ze op bleke vrouwtjes, maar ze hebben nog geen rode snavel. Pas na een half jaar zijn ze volledig op kleur. Geslachtsonderscheid Zoals je op onderstaande foto’s kunt merken, is er een duidelijk verschil tussen beide geslachten.Het mannetje heeft een spitse, oranje-rode snavel en een doorlopend rood masker vanaf z’n voorhoofd tot onderaan de keel. De ogen zijn diepbruin en de pootjes hoornkleurig. De man bezit een brons-oranje-achtige borst. De stuit en de staart hebben dezelfde kleur als de snavel. De rug en vleugels zijn hoofdza-kelijk olijf-groen. De onderkant van de vleugels en de staart is dan weer zwart. De boven- en achterkant van de kop is grijs. De buik en flanken zijn wit in combinatie met een opmerkelijk donkergrijze streep-tekening. Het popje bezit geen rood masker en mist ook de geel-oranjeachtige borstkleur. De aanwezige flanktekening zal bij haar doorlopen tot aan de keel. De algemene lichaamskleur van de pop is minder in-tensief. Tevens heeft ze wat blekere wangen en een veel lichtere keel.Mijn persoonlijke bescheiden kweekervaringMijneerstekoppelmelba'skochtikdestijdsopdevogelbeurstePutte.Vooraldemanvondikbijzonderen heelmooi.Eerlijkgezegd,hadikinliefhebberskringenhorenzeggendatzemoeilijktekwekenwarenen hadzedaaromgekochtmethetoogopdetentoonstellingen.Eenmaalthuiswerdenzeondergebrachtin eenkleinebinnenvolièrewaarzehetgezelschapkregenvangoulds,diamantvinken,Japansemeeuwenen blauwfazantjes.Ineersteinstantieverliepallesvrijrustigmaarnaargelangdekweekperiodedichterin aantochtkwam,werdendevogelsietsmeeronrustigermetenkeleschermutselingentotgevolg.Metalle nareverhaleninhetachterhoofd,hebiktoenwijselijkbeslotenomhetaangekochtekoppeltochmaar apart te plaatsen in een ruime kweekkooi. De man begon toen te zingen, baltste en danste rond de pop.Eindemaartplaatsteikeennestkorfjebinnenindekooien eenhalfgeslotenkweekbakjeaandebuitenzijdevande tralies.Alsnestmateriaalgafiknuvooralgedroogdmos, kleinegrashalmpjes,kokosvezelendonsveertjes.Metdit materiaalwerdindenestkasteenmooibolvormignest gebouwd,watmijuiteraardzeerverheugde.Eenweeklater verscheeneen1eeitje.Ikbemerktedatdevogelserg onrustigwarenenikbesloottoenomlatergeen nestcontrolemeeruittevoerenmaarallesstiekemgadete slaan.Overdagwashetvoornamelijkdepopdieophetnest zat en slechts sporadisch ook eens de man.Intussen was ik begonnen om de voeding aan te passen en het eivoer te verrijken met eiwitrijke insecten. Dit wa-ren hoofdzakelijk wat pinkies en insectenpaté uit de handel. Ik zag dat de man erg verlekkerd was op de samenstelling van het eivoeder, maar de pop zag ik nauwelijks. Toen ik op een ochtend mijn kweekruimte binnen kwamen, zag ik de man nerveus heen en weer vliegen en het voederbakje was tot op de bodem leeg gegeten. Ik besloot hieruit dat er waarschijnlijk jongen waren want beide vogels waren buiten hun normale doen. Het voederbakje werd snel aangevuld met een extra portie insecten. Zowel man als pop vlogen toen op en aan van de eetbak tot de nestkast en het was opmerkelijk dat ze eerst de insecten uit het voederbakje haalden. Op aanraden van een collega verschafte ik ook takjes die propvol bladluizen zaten. Na een week deed ik nestcontrole en er lagen vier zwarte jongen met kleine blauwachtige mond-hoeken. De oudervogels waren erg onrustig en het duurde vrij lang voor ze terug op het nest gingen. Uit schrik voor de verstoring besloot ik om geen controle meer te doen en deze jongen best te niet ringen.Toen de jongen uitvlogen, bleven beide ouders ze goed navoederen tot ze zelfstandig aten. Toch stierf in deze fase het kleinste jong dat al achterstand had opgelopen. Na een maand volgde een 2denest. Misschien had ik eerst wat beginnergeluk want het werd een totale mislukking. Ook het inschakelen van pleegouders bracht verder geen positief resultaat teweeg! Niettemin voelde ik mij een ge-lukzalig man vanwege dat eerste nestje natuurbroed.Uit rondgaande verhalen mag ik opmaken dat natuur-broed erg moeilijk is en er meestal pleegouders worden ingeschakeld. Ondertussen zijn er ook enkele mutanten ontstaan zoals de geelsnavel en de bruine melba-astrilde. Ook is er reeds sprake van een Ino-mutatie.namens de technische commissie,