GOEDE KUIFMEEUWEN KWEKEN EN TENTOONSTELLEN IS EEN VAK APART.
Beste exotenliefhebber,
Het
is
ondertussen
vele
jaren
geleden
dat
deze
modelmeeuw
nog
eens
ter
sprake
kwam.
Op
onze
TT
was
dit
type
meeuwtje
eerder
een
zeldzaamheid
geworden.
We
hebben
toen
nog
getracht
om
het
roer
om
te
gooien
door
in
2008
ook
bontgevormde
kuiven
toe
te
laten.
Om
eerlijk
te
zijn
had
dit
niet
het
verwachte
resultaat
want
het
aantal
ingeschreven
kuifmeeuwen
bleef
nog
steeds
er
laag.
Dus
ontstond
de
discussie
om
deze
bonte
kuifvorm
niet
langer
te
promoten
en
na
een
vijftal
jaren
zijn
we
dus
afgestapt
van
deze
versoepelde
maatregel.
Daarom
moeten
ze
terug
voldoen
aan
de
voorgeschreven
standaardnormen
en
via
dit
artikel zal ik de huidige situatie en reglementering nog eens heel duidelijk omschrijven!
Enkele
wetenswaardigheden.
De
vedermutatie
bij
de
Japanse
meeuwen
omvat
heel
wat
verschillende
vormen
die
uitgerekend
bij
Aziatische
liefhebbers
veel
bijval
kennen.
Vooral
in
Japan
en
in
China
zijn
de
verschillende
vedermutaties
een
voornaam
prestigeproject
en
het
mag
gezegd
dat
ze
dan
ook
meesters
zijn
in
het
creëren
van
uitzonderlijke
verschijningen.
De
meest
rare
foto’s
op
het
netwerk
zijn
hiervan
het
bewijs,
maar
heel
wat
variaties
zijn
te
dicht
met
elkaar
verweven
en
zorgen
veelal
voor
verwarring.
Ook
is
het
ganse
gamma
te
uitgebreid
en
niet
alle
creaties
zijn
geschikt
als
TT-model.
Daarom
is
in
onze
regio
het
aantal aanvaarde vederstructuren heel wat beperkter en werden ze ook nauwkeurig omschreven.
-
Welke voorkomende ‘Frisuurmodellen’ zullen bij ons in aanmerking worden genomen?
In
Nederland
hebben
ze
toentertijd
bepaalde
types
al
nader
omschreven
en
het
leek
verstandig
ons
hierbij
aan
te
sluiten.
Aan
de
hand
van
dat
modellenpatroon
werd
door
onze
Technische
Commissie
dan
volgende
verschijningsvormen
naar
voor
geschoven.
Uiteraard
iets
geringer
want
het
is
helemaal
niet
onze
bedoeling
om
de
Japanse
Grootmeesters
op
dit
vlak
te
evenaren.
1. De (enkele) kuif.
(is de meest voorkomende)
2. De gladkop met borstfrisering
(of ook wel eens rozet genaamd)
3. De kuif in combinatie met borstfrisering
(omvat ook nog een borstrozet of korfvorm of beide)
4. De kuif in combinatie met nekfrisering
(omvat ook nog een kraagvorm of nekmaan)
5. De kuif met borst- en nekfrisering
(onderlinge combinaties van 3 en 4 zijn mogelijk)
-
Sommige
combinaties
werden
hier
expliciet
niet
vermeld
omdat
een
duidelijke
kraagvorm
altijd
zal
gepaard
gaan
met
de
kuifvorm. Dit in tegenstelling tot de borstfrisering die dus ook voorkomt bij niet gekuifde exemplaren.
Ondertussen
zijn
we
vele
jaren
verder
en
staan
de
vereiste
normen
duidelijk
op
papier,
maar
om
beter
in
detail
te
kunnen
treden,
gaan
we
in
dit
artikel
enkel
de
kuifmeeuw
beschrijven.
Heel
kenmerkend
bij
dit
type
zijn
de
onderstaande
items
die
we
dus
één
voor één onder de loep gaan nemen.
a. De vorm van de kuif
b. De bevederingslengte
c. De veerkwaliteit en -structuur
d. De zuiverheid van de veerinplanting
Reeds
van
in
het
nest
is
de
kuifvorm
bij
jonge
vogels
goed
zichtbaar.
Soms
ziet
men
een
tweede,
kleiner
inplantingspunt
richting
nek
en
dit
kan
eerstgenoemde
kuifontwikkeling
nadelig
beïnvloeden.
Deze
vorm
is
afwijkend
en
wordt
niet
aanvaard. Hij zal bijgevolg als een foutief model worden beoordeeld.
Algemeenheden & vererving:
Begin
1920
werd
in
Japan
voor
het
eerst
melding
gemaakt
van
gekuifde
Japanse
Meeuwen.
Ze
slaagden
erin
deze
mutatie
erfelijk
vast
te
leggen
bij
de
éénkleurige
Japanse
meeuwen
en
tevens
ook
bij
de
bonte
kleurslagen.
Er
waren
enkele
kuiven,
dubbele
kuiven,
manen,
rozetten
en
diens
meer.
Enkele
jaren
later
kwamen
de
eerste
gekuifde
vogels
in
handen
van
Duitse
liefhebbers.
Zodoende
zou
deze
nieuwe
mutatie
verder
uitbreiding
nemen.
De
huidige
kuifmutatie
is
in
alle
gekende
kleuren
toegestaan,
maar
bepaalde
kleurslagen
zijn
vanwege
hun
kleurintensiteit
minder
geschikt
om
goed
gevulde
kuiven
voort
te
brengen.
Aan
een
goed
exemplaar
gaan
dus
vele
mislukkingen
vooraf,
want
het
is
inderdaad
gemakkelijker
gezegd
dan
gedaan.
Dit
zal
ook
de
logische
verklaring
zijn
waarom
op
de
tentoonstelling
zo
weinig
kuifmeeuwen
worden
aangeboden.
De
kuiffactor
vererft
dominant
en
is
bij
alle
andere
kleurslagen
dus
eenvoudig
in
te
kweken.
Kuiven
en
rozetten
zijn
nauw
verwant
en
kunnen
beide
in
eenzelfde
vogel
gelijktijdig
aanwezig
zijn.
Een
gekuifde
Japanse
Meeuw
zal
altijd
aan
een
gladkop
worden
gekoppeld.
Theoretisch
zal
dan
de
helft
van
de
jongen
gekuifd
zijn.
De
andere
helft
zijn
dan
gewone
gladkoppen
en
deze
zijn
eigenaardig
genoeg
niet
split
voor
de
kuif.
Als
men
bv.
een
roodbruine
koppelt
aan
een
roodbruine
kuif
(wat
man
of
pop
is
doet
er
niet
toe),
dan
krijgt
men
hieruit
50%
roodbruin
met
kuif
en
50%
roodbruin
zonder
kuif.
Uit
paring
kuif
x
kuif
kunnen
zowel
enkelfactorige
alsook
dubbelfactorige
kuiven
worden
geboren.
Alleen
de
enkelfactorige
kuiven
zijn
levensvatbaar
.
Bovendien
is
deze
koppeling
niet
aan
te
bevelen
aangezien
de
vormgeving van de bekomen kuif hieruit niet bepaald beter of voller is.
a.
De vorm van de kuif:
De
kuif
moet
mooi
rozetvormig
zijn
en
waaieren
vanuit
één
middelpunt
dat
centraal
op
de
kop
is
gelegen.
De
pluimpjes
moeten
neerwaarts
afhangen
tot
een
lijn
juist
boven
de
ogen.
Vogels
waarvan
de
kuif
de
ogen
volledig
bedekt,
krijgen
op
de
tentoonstelling
een
negatieve
opmerking.
Alle
zijdelingse
of
dubbele
kuiven
zijn
niet
toegestaan.
Gekrulde
veertjes, kale plekken en tegen de kuif opstaande veertjes zijn ook foutief.
b.
De bevederingslengte:
Deze
heeft
inderdaad
een
link
met
de
vederstructuur.
Besef
dat
éénkleurige
meeuwen
streng
worden
geselecteerd
op
factoren
zoals:
kleurintensiteit,
egaliteit,
tekeningpatroon,
gladde
en
gesloten
bevedering,
enz.
Dit
alles
zorgt
ervoor
dat
de
vederstructuur
bij
deze
types
heel
kort
en
compact
is
met
weinig
volume
(zie
probleem
open
wangen)
.
Schimmelvogels
daarentegen
bezitten
nu
eenmaal
een
langere
en
een
meer
gevulde
bevedering.
Men
zal
dus
zelden
een
zeer
intensieve
zwartbruine
of
-grijze
opmerken
met
een
supergrote
kuif.
Ook
zal
men
niet
snel
identieke
kuiven
tegenkomen.
Dit
heeft
deels
te
maken
met
de
kleurslag.
Het
is
geweten
dat
bonte
vogels
veelal
de
beste
kuiven
voortbrengen.
Wanneer
we
deze
volle
kuifvorm
gaan
overbrengen
op
de
éénkleurige
meeuw
dan
zal
men
ook
een
geringe
reductie
en
inkrimping
aan
vedervolume vaststellen. Er is dus een zekere verbondenheid tussen beide.
c. De veerkwaliteit en -structuur:
Op
naaststaande
afbeelding
ziet
ge
3
ingescande
veertjes
met
een
V-motief.
Type
a
werd
weggeplukt
uit
de
borstzone,
type
b
aan
de
buik
en
type
c
uit
de
flank
(naast
de
broek)
.
Ik
heb
deze
voorbeelden
gekozen
omdat
hier
duidelijk
wordt
aangetoond
dat
de
veerkarakteristieken
deels
afhankelijk
zijn
van
de
zone
waar
het
pluimpje
tot
ontwikkeling
komt.
Dit
is
ook
het
geval
voor
de
kuifbevedering,
waarbij
de
licht
gebogen vormgeving van de pluim wordt bepaald door
de veerinplanting op de kop
!
De
kuiffactor
verandert
ook
de
ligging
van
deze
veerzakjes.
De
veerkwaliteit
is
hierbij
een
belangrijke
factor.
Bontgevormde
exemplaren
blijken
op
dit
vlak
het
beste
te
scoren
omdat
bij
deze
types
de
lengte
en
tevens
het
volume
optimaal
zou
zijn.
Het
is
nog
niet
100%
bepaald
in
hoeverre
de
veerzakjes
hierin
een
aandeel
hebben
want
zij
zijn
de
basis
waaruit
de
veertjes
opgroeien.
Maar
spijtig
genoeg
zijn
er
heel
wat
afwijkingen.
Deze
foto
toont
een
erg
verwarde
structuur
vanwege
de
vele
opstaande
en
gekrulde
veertjes
.
Het
getoonde
wirwar-model
zal
dus
altijd
de
vorming
van
een
reglementaire
kuif
verstoren.
Ook
is
nog
niet
nader
bepaald
in
welke
mate
het
kleurpigment
invloed
uitoefent
op
de
kwaliteit
van
de
vederstructuur,
maar
men
mag
wel
aannemen
dat
vogels
met
een
langere
en
vollere
bevedering
meestal
minder
intensief gekleurd zijn.
d. De zuiverheid van de veerinplanting:
In
de
officiële
standaardvoorschriften
staat
enkel
maar
de
aanvaarde
en
ideale
kuifvorm
beschreven
❶
.
Toch
zijn
er
nog
enkele
andere
vormen,
niettegenstaande
deze
niet
voldoen
aan
de
gevraagde
eisen!
Toch
wil
ik
ze
even
vermelden
om
het
onderscheid
via deze foto’s duidelijk te kunnen benadrukken.
1
.
De
rondkuif:
Deze
ontstaat
vanuit
het
middelpunt
van
de
kop.
Het
is
een
gelijkmatige
en
ronde
kuif
waarvan
de
veertjes
in
de
vorm
van
een
straal
over
elkaar
groeien.
Foto
❶
toont een mooi TT-model.
2
.
De
schedelkuif:
Over
het
midden
van
de
kop,
gaande
van
de
snavel
naar
de
nek,
loopt
een
zo
recht
mogelijke
scheiding
en
waaruit
de
kopveertjes
naar
beide
zijden
gelijkmatig
naar
buiten
weggroeien.
Dit
model
is
meer
genepen
en
langgerecht.
Het
wordt ook spitser naar de snavel toe.
3
.
De
dubbele
kuif
:
Deze
bezit
twee
afzonderlijke
inplantingspunten
die
achter
elkaar
gelegen
zijn.
De
vormgeving
is
heel
wisselvallig
daar
de
kopoppervlakte
in
feite
te
beperkt
is
om
2
kuiven
volwaardig
tot
ontwikkeling
te
laten
komen.
Deze
kuifvorm is niet aanvaard en wordt best niet nagestreefd
.
Een kuif in combinatie met een nekfrisuur, heeft de neiging om een meer ovale schedelkuif te ontwikkelen
Detailbespreking van de ideale kuifvorm
Op beide foto’s werd een denkbeeldige aslijn aangebracht om alzo de kuifinplanting nader bepalen. (zie beide afbeeldingen).
Korte omschrijving:
Het centrale punt ligt
midden op de schedel,
op de kruising van
beide fictieve aslijnen.
De kuif is gelijkmatig
van vorm, waarvan de
veertjes in een ronde
straal over elkaar
groeien.
De kuif moet
voldoende doorlopen en afhangen tot een horizontale lijn net boven de ogen.
Op het middelpunt is bij voorkeur geen huidvlek zichtbaar.
De kuif sluit zonder onderbrekingen mooi aan met de nekbevedering.
De kuif is in alle kleurslagen toegestaan weliswaar zonder bontvorming.
Opmerkingen:
Uiteraard
is
het
heel
belangrijk
om
streng
te
selecteren
op
de
specifieke
vorm
van
de
kuif.
Heel
belangrijk
hierbij
is
om
kweekvogels te kiezen met een brede schedelbasis.
Dat
men
mooiere
kuiven
zou
kweken
uit
de
combinatie
van
kuif
x
gladkop,
welke
afkomstig
zijn
uit
de
kuifkweek,
wordt
wel
eens door de kwekers beweerd maar is echter niet bewezen.
Belangrijk
in
de
kuifkweek
is
dat
men
vertrekt
met
vogels
met
een
mooie
brede
kop.
Ook
is
het
aan
te
bevelen
om
vogels
met
een
iets
langere
bevedering
te
gebruiken.
Dit
laatste
heeft
een
positieve
invloed
op
de
grootte
van
de
kuif
en
het
nastreven van een gesloten rozet-vorm.
TOT SLOT: de algemene beoordeling
De
voornaamste
elementen
van
dit
type
meeuwtje
vallen
onder
de
rubriek
van
postuurvogel.
Naast
de
beoordeling
van
de
kuif
,
zijn
ook
houding
en
volume
voorname
factoren.
Ondanks
de
benadrukking
van
de
kuif
moeten
ook
tekening,
kleur,
hoorndelen
en
de
kwaliteit
van
de
bevedering
nog
steeds
voldoen
aan
de
keur
technische
voorschriften
van
de
standaard.
Niettegenstaande
de
kuif
een
‘Surplus’
is
op
de
keurfiche,
mogen
we
de
andere
basiskenmerken
zeker
niet
verwaarlozen.
Toch
is
de
kuifmutatie
bij
deze
exemplaren
het
centrale
uitgangpunt
en
vanwege
de
extra
aandacht
en
het
hoge
puntenpercentage
is
het
soms
aangewezen om dan wat soepeler te zijn in de beoordeling van kleur en tekening.
Zoals geweten is een mooi gevormde kuif een bijkomende moeilijkheidsfactor, daarom dat bij deze types de postuurrubrieken in eerste instantie
iets belangrijker en van doorslaggevende aard zijn. Tenslotte zal de algemene beoordeling van de volledige kuif in deze context het zwaartepunt
uitmaken. Bij kuiven van gelijke kwaliteit gaan deze, die de tekening- en kleurstandaard het beste benaderen, de voorkeur krijgen. Het inbrengen
van de kuiffactor is waarschijnlijk eenvoudiger bij witte meeuwen omdat hun dominante verervingeigenschap het immers mogelijk maakt om de
vervelende bontvorming te onderdrukken wat de kweker op dit vlak de mogelijkheid geeft om imposante, maar kleur onzuivere vogels te
gebruiken!
Tekst en foto’s: Edwin Gilson
Kweker van de gefotografeerde vogels: Peter Meeuwssen