TERUG TERUG
De vormgeving van de Gouldkop ontleedt volgens de standaardnormen De Gouldamadine was eeuwen terug een endemische soort die voorkwam in het Noorden van Australië. Zijn vogelnaam verwijst naar John Gould, de persoon die hierover meerdere boeken schreef. Wanneer we de wildvorm wat nader bekijken, dan stuiten we toch op een paar eigenaardigheden want we zagen vogels met een zwarte, een rode en oranje kopkleur. Door Reichenbach werden ze als een afzonderlijke soort beschouwd en in 1862 ondergebracht in het geslacht Chloëbia. In eerste instantie kregen de drie kopkleuren dan ook een verschillende benaming, zijnde: • Zwartkop gouldamadine → Chloebia gouldiae gouldiae • Roodkop gouldamadine → Chloebia gouldiae mirabilis • Oranjekop gouldamadine → Chloebia gouldiae armitiana Was het genetisch mogelijk dat deze vogelsoort 3 wildvormen had ontwikkeld? Uitzonderlijk genoeg zien we bij de wildvorm inderdaad 3 kopkleuren. In de natuur komt de zwartkop het meeste voor terwijl de oranjekop maar matig aanwezig is, maar dit heeft te maken met de geslachtsgebonden vererving tussen al deze kopkleuren onderling. Uit nader onderzoek is gebleken dat de roodkop eigenlijk de basis vormt en dus ook het meest toonaangevend is. De gouldamadine is uiterlijk een zeer kleurrijke vogel en opvallend is de perfecte afscheiding tussen de aparte kleurzones. Dus belangrijk om hieraan de nodige aandacht te schenken en via dit artikel gaan we de kleurafscheidingen van de kop eens nader bekijken. Algemene detailtekening van de kop: Op bovenstaande afb. werden de voornaamste items aangeduid die de verschillende zones afbakenen. Enkele algemeenheden: Dit bovenaanzicht laat duidelijk zien hoe het masker fijntjes wordt afgelijnd door een zwarte band. De breedte ervan bedraagt ongeveer 1 à 2 mm en is over het ganse verloop zo symmetrisch mogelijk zonder opvallende inkepingen. De zwarte band wordt geleidelijk breder naar onder toe en sluit vervolgens ook perfect aan op de zwarte keelvlek. Deze vloeit verder uit tot aan de onderzijde van de snavel. Op deze wijze wordt de kopkleur dus volledig omsloten door een diep-zwarte kopband ①. Achter deze koplijn bevindt zich ook een turkoois-blauwe zone die zich eveneens volledig rondom sluit. De kleur ervan is het meest intensief ter hoogte van de raaklijn en wordt iets zachter naar de nek toe. Hier begint nu een groen-gele kleurschakering die veelal wordt bestempeld als overgangszone ③. Verder afdalend naar het rugdek wordt de licht grasgroene kleur dan een stuk intensiever. De pop is in haar geheel minder intensief. Dit is vooral op te merken aan de lichtere borstkleur. Ik heb de meeste onderwerpen al een beetje belicht, al blijven er onder invloed van kleurmutaties steeds bepaalde kleurverschillen in de vermelde zones waar te nemen. Informatief: De roodkop is dominant over zwartkop en geelkop. De zwartkop is op zijn beurt dominant over geelkop, maar recessief t.o.v. roodkop. Eigenlijk is deze geelkop genetisch een roodkop maar door een spontane erfelijke verandering (mutatie) kan het gele carotine niet in het rode astaxanthine (carotenoïde) worden omgezet, zoals bij de roodkop wel het geval is. De detail- omschrijving is volledig identiek voor de rood- en de oranjekop, op uitzondering van kopkleur en snavelpunt wel te verstaan. Poppen zijn ook altijd zuiver verervend wat de kopkleur betreft en indien we verschillende kopkleuren aan elkaar paren bekomen we ook geen tussenvormen. Ondertussen is de Gouldamadine echter benoemd als Erythrura Gouldiae ! DE ZWARTKOP: bespreking van de verschillende kopzones Het masker: De diepzwarte kleur overheerst de kleurschakering van de kop. De zwarte kopband vloeit bij deze exemplaren samen met het zwarte masker en is dus afzonderlijk niet waar te nemen. De snavel: De snavel is hoorn-/ivoorkleuring. Hij toont een roodkleurige (of gele) snavelpunt en ook de snavelsnede is wat rood (of geel) gemarkeerd. Bij broedrijpe poppen zal de snavel naar leigrijs verkleuren en de rode (of gele) kleur van de snavelpunten (afb 3b) is dan nog enkel summier aanwezig. De kop- of aflijningsband: Bij de zwartkop zien we hem dus niet omdat deze is opgenomen in de zwarte kopkleur. Om deze reden moet de aflijning van de kap in haar geheel een mooi lineair verloop kennen, zonder onregelmatigheden of inkepingen en op alle plaatsen correct aansluiten met de blauwe keelband. De keelvlek: De keelvlek is intensief zwart gekleurd en opvallend aanwezig. Ze is egaal van uitzicht en via de kin sluit ze perfect aan met de basis van de ondersnavel. De keelband: Achter het zwart van de kop loopt een turkoois-blauwe band, welke het breedst is aan de nek. Bij de pop is deze blauwe rand minder nadrukkelijk of nauwelijks aanwezig. De blauwe kleur is hier opvallend matter, waziger en tevens lichter van kleur. Negatief is de overvloed aan grauwwitte veders. De overgangszone: deze is licht grasgroen met een matig gele aanslag die zeker niet mag overheersen. De nek: grasgroen en geleidelijk overgaand naar groen. Bij de pop is deze kleur ook iets lichter en matter. DE ROODKOP: bespreking van de verschillende kopzones Het masker: Het fel scharlakenrode masker maakt een sterke indruk. Het wordt begrenst door een zwarte lijn welke breder wordt aan de keel en naar beneden toe uitmondt in een zwarte keelvlek. Bij de pop bevat het masker meer zwarte eumelanine dat soms willekeurig uitbreidt (afb 4a). In enkele gevallen is de toename zo omvangrijk dat er slechts een minimum aan rode veren is op te merken, zodat men nog net kan zien of het om een rood- of oranjekop gaat. De snavel: De snavel is hoorn-/ivoorkleuring. Hij toont een roodkleurige punt (1a) en ook de snavelsnede is wat rood gemarkeerd. De pop is in haar geheel minder intensief. Bij de broedrijpe poppen zal de snavel naar leigrijs (afb4a) verkleuren en de rode kleur van de snavelpunten is dan nog enkel summier aanwezig. Dit is een natuurlijke eigenschap en dus niet foutief. De kop- of aflijningsband: Roodkoppen tonen nu wel de zwarte aflijning rondom het ganse masker. Deze moet hier duidelijk en symmetrisch aanwezig zijn zonder onderbrekingen of andere onregelmatigheden. De keelvlek: De keelvlek is intensief zwart gekleurd, zonder enige verontreiniging. Ze is egaal van uitzicht en via de kin sluit ze perfect aan met de basis van de ondersnavel. De keelband: Achter de zwarte kopband zien we een turkooizen band, welke het breedst is aan de nek. Bij de pop is de blauwe rand (4c) minder nadrukkelijk of nauwelijks aanwezig en is ook matter van kleur. De overgangszone: licht grasgroen met een matig gele aanslag die de egale nekkleur niet mag verstoren. De nek: De groene kleur is gelijkwaardig aan de mantelkleur. Ook hier is de pop veelal lichter van kleur. DE ORANJEKOP: bespreking van de verschillende kopzones Het masker : Is saffraangeel en wordt begrenst door een zwarte lijn welke breder wordt aan de keel en verder uitmondt in een zwarte keelvlek. Bij de pop bevat het masker soms teveel zwarte eumelanine. Bij sommige exemplaren is de toename zo omvangrijk dat er slechts een minimum aan oranje kleurveren is op te merken zodat men nog net kan zien of het wel degelijk om een oranje- of roodkop gaat (afb 4c). De snavel: De snavel is hoorn-/ivoorkleuring. Hij toont een gele punt en ook de snavelsnede is identiek gemarkeerd. De pop is in haar geheel minder intensief. Dit geldt vooral voor de borstkleur. Bij broedrijpe poppen zal de snavel bijna volledig naar leigrijs verkleuren. De oranje kleur van de snavelpunten valt dan maar summier waar te nemen. Opletten voor geconcentreerde eumelanine-vorming aan de snavelbasis. De kop- of aflijningsband: De oranjekop toont eveneens een zwarte aflijning rondom het ganse masker. Deze moet heel duidelijk en symmetrisch aanwezig zijn zonder onderbrekingen of inkepingen. De keelvlek: De keelvlek is intensief zwart gekleurd en nadrukkelijk aanwezig. Ze is egaal van uitzicht en via de kin sluit ze aan met de basis van de ondersnavel. De keelband: Achter de zwarte kopband loopt een turkooizen band, welke het breedst is aan de nek. Bij de pop is de blauwe/witte rand (3c) minder nadrukkelijk of nauwelijks aanwezig en is tevens veel matter. De overgangszone: licht grasgroen met een matig gele aanslag die de egale nekkleur niet mag verstoren. De nek: De vaalgroene kleur is bijna gelijkwaardig aan de mantelkleur. De oranjekop is iets meer vatbaar om een gele nekvlek te ontwikkelen. Enkele keurtechnische opmerkingen wat deze kopkleuren betreft: Met uitzondering van kop- en snavelkleur vertonen de rood- en oranjekop heel wat overeenkomsten. Vele malen zien we dat de kopkleur onzuiver is en dit vooral bij onze roodkoppen. Verschillende vlekjes of witte stippen binnen de rode kopkleur wijzen op een te dunne kopbevedering waardoor de kopkleur dus onvolledig wordt weergegeven. En ook onder de snavel valt er in de keelvlek soms een klein rood of witvlekje op te merken. Dit is uiteraard ongewenste bontvorming en dit zal eveneens worden bestraft. Eén enkel veertje kan in dit geval bij TT-exemplaren zonder problemen worden geplukt. Meestal kan men ook vaststellen dat de zwarte aflijningsband rond het rode of gele masker erg fijn wordt (afb 2c). Eveneens een veel voorkomende fout is dat deze maskeraflijning op meerdere plaatsen onder-broken is. De reden hiervan is dat men te lang dezelfde kopkleur op elkaar heeft gepaard. Feitelijk is het op dat ogenblik reeds te laat. Een goede kweker had al gebruik gemaakt van een pop of man met meer donkere of zwarte zones in de kopkleur om deze gebreken te compenseren. Nu is het ook mogelijk dat deze band te breed en te omvangrijk wordt en hierdoor op meerdere plaatsen gaat uitvloeien, met onregelmatigheden of inkepingen tot gevolg. Het lineaire verloop is dan verstoord. De maskeraflijning is bij de pop over het algemeen minder strak dan bij de man (3a-3b). Daarom geniet de pop met het meest egale en helder gekleurde masker de voorkeur op de tentoonstelling. Indien de overgangszone achter de keelband te flets van kleur zou worden, dan geeft dit meer aanleiding tot een grote gele nekvlek. Bij onze gouldpoppen is deze niet meer geel/groen van kleur maar eerder wat opgebleekt grauw-wit (3a-3b-4c). Dit moet volgens de standaard zo minimaal mogelijk zijn. Een bijkomende opmerking is de zwarte omzoming rond de snavelinplanting. Dit ziet men vooral bij de oranjekoppen. Bij de mannen toch ietsje minder, maar toch aanzienlijk bij de poppen (4a-4c). Daar wordt dus te weinig aandacht aan geschonken want dit ongewenst verschijnsel is erfelijk en zal zich ook verder uitbreiden. Het is dus aangewezen om zulke vogels uit de kweek te weren want het is bewezen dat door een goede selectiekweek dit euvel kan worden vermeden. Een ander aspect is de snavel. Deze moet kort en ietsje bolvormig zijn. Te lange snavels geeft aanleiding tot platte koppen zodat de ronde kopvorm bijna volledig verdwijnt (afb 2b). Daardoor krijgen de vogels een slecht en asymmetrisch uitzicht. Deze vogels moeten bestraft worden op vormgeving. Op dit vlak wil ik zeker verwijzen naar de nieuwe COM-standaard waar de voorkeur wordt gegeven aan het “Spaans Model”. Hier is vooral de aandacht gevestigd op de volle, ronde kopvorm en de kegelvormige snavel. Deze Spaanse modelvogels zijn veelal groter, robuuster en imposanter van uitzicht. Tot slot Door de intensieve kweek kent de huidige Gouldamadine heel wat afwijkingen t.o.v. z’n wildvorm in Australië. Vooral de snavel is door de jaren heen spitsvormiger geworden. Deze afwijking is het gevolg van de aangroeiende mutatiekweek zonder hieraan de nodige aandacht te schenken. Ook de rugkleur is nu intensiever en egaler met een minimum aan blauwe waas. Hetzelfde geldt voor de gele nekschijn die door ons werd weg geselecteerd. Toch zijn er ook typische schimmelvogels met een langere bevedering. Heel kenmerkend voor hen is de minder egale weergave in alle kleurzones. Maar soms zijn ze toch nog belangrijk voor de kweek. Het vergt dus heel wat kennis om alle goede kenmerken in onze kweekvogels samen te brengen zodat we de vereiste eigenschappen door selectie kunnen vastleggen! Hierboven zijn alleen de wildkleuren besproken van de Gouldamadinen, maar in de loop der jaren zijn er diverse mutaties gekweekt zoals witborsten, pastel, blauw en nog enkele soorten. Elke mutatie heeft dus zijn persoonlijke eigenschappen en kenmerken, die soms onderling sterk kunnen verschillen. Bij de EK FC vogels verandert de keelband in licht-blauw en bij de DB FC is deze respectievelijk wit gekleurd. Kunnen we ook nog vermelden dat alle gouldpoppen op genetisch vlak altijd EK FC zijn. Toch blijven de opmerkingen aangaande de kopbeschrijving voor alle basiskleuren van toepassing, want het is niet verwonderlijk dat de koponderdelen meerdere fouten vertonen. Een afgeplatte schedelvorm kan tevens aanleiding geven tot een asymmetrische inplanting van ogen en snavel. Dit benadruk dat een correcte beoordeling van alle details, ongeacht kleur of tekening, ook hier even belangrijk is. Via dit overzicht is het de bedoeling om de echte liefhebber aan te zetten tot een beetje zelfstudie. Door de koponderdelen aandachtig in zich op te nemen, kunnen onze clubleden zich bewust worden van de standaardnormen die voor de gouldkop zijn vereist! Het is enkel een kwestie van inlevingsvermogen om de persoonlijke visie en vakkundigheid van de liefhebber wat aan te scherpen. Het bestuur is er ten volle van overtuigd dat het verrijken van de algemene kennis zeker zal bijdragen aan positieve TT-resultaten! vanwege de Technische Commissie,
TERUG TERUG © copyright BNEC  ALLE TEKSTEN OP DEZE SITE VALLEN ONDER HET AUTEURSRECHT ELKE REPRODUCTIE IS VERBODEN ZONDER VOORAFGAANDE EN SCHRIFTELIJKE TOELATING VAN DE AUTEUR