HET
GLANSEKSTERTJE
Wetenschappelijke naam:
LONCHURA BICOLOR
Frans:
Spermête bicolor / nonette métallique
Engels :
Black and white manakin
Duits :
Glanzelsterchen
Verblijfplaats :
Het
glansekstertje
komt
uit
Afrika
en
heeft
een
groot
versprei-
dingsgebied.
Men
vindt
het
in
het
Westen
van
Angola
tot
meer
centraal
in
Kameroen
en
dan
meer
naar
het
Zuiden
tot
Noord
Angola.
Er
zijn
verschillende
ondersoorten
ontstaan:
het
zwartrugekstertje
of
Fernando
Po
ekstertje
(Lonchura
bicolor
poensis),
het
bruinrug-ekstertje
(Lonchura
bicolor
nigriceps)
en
twee
tussenvormen
die
het
midden
houden
tussen
zwart
en bruin (Lb. stigmatophora en L.b.woltersi).
Het
glansekstertje,
de
nominaatvorm
zonder
tekening
op
de
vleugels,
wordt
het
meest
ingevoerd
en
is
regelmatig
en
tamelijk goedkoop te verkrijgen. De andere soorten worden weinig ingevoerd, de twee laatste heb ik nog niet gezien.
De
jongen
verschillen
duidelijk
van
de
ouders
en
het
duurt
wel
een
zestal
maanden
voor
ze
het
volwassen
verenkleed
hebben. Ze zijn slechts 9,5cm groot, de grootte verschilt ook wel volgens de streek van waar ze afkomstig zijn.
In
de
natuur
vindt
men
ze
vooral
terug
op
open
plekken
met
struikgewas.
Kleine
groepjes
verblijven
langs
de
oevers
van
rivieren.
Ze
komen
voor
in
landbouwgebieden
maar
ze
vermijden
de
woongebieden.
Ze
voeden
zich
vooral
met
graszaden
(milletsoorten).
Ze
eten
ook
insecten
en
in
sommige
gebieden
nectar
van
bloemen.
Hun
nest
wordt
gemaakt
in
bomen
of
struiken
met
een
dicht
bladerdak
zo'n
2
tot
8m
hoog.
Het
is
een
groot
bolvormig
nest
met
zijingang
dat
samengesteld
is
uit
groene
en
gedroogde
grashalmen.
Ze
leggen
4
tot
6
sneeuwwitte
eitjes
die
ze
beiden
afwisselend
bebroeden. Ze kippen na 13
à
14 dagen, de jonge ekstertjes hebben een zwarte dons.
Eigen ervaringen:
Een
vijftal
jaren
geleden
kweekte
ik
voor
de
eerste
keer
natuurbroed
glansekstertjes
in
een
buitenvolière.
Het
is
toen
bij
dit ene succes gebleven, maar ik herinner me nog dat één van de jongen hoge punten behaalde op de tentoonstellingen.
Verleden
jaar
werd
ik
opnieuw
verliefd
op
deze
kleine
ekstertjes
en
ik
kocht
er
een
zestal,
om
te
kunnen
starten
met
twee
koppeltjes.
De
koppeltjes
selecteren
is
niet
zo
gemakkelijk,
er
is
namelijk
geen
verschil
tussen
mannetjes
en
popjes.
Door
veel
observatie
van
de
gedragingen,
en
door
de
ekstertjes
herkenbaar
te
maken
met
kleurringetjes
kan
men
de
bij
elkaar passende vogels kiezen. De mannetjes zingen en baltsen niet zo frequent als nonnetjes of bronzemannen.
Zodra
ze
in
een
kweekkooi
opgekooid
zijn
die
voorzien
is
van
een
halfopen
nestkastje
verdwijnen
ze
samen
in
dit
nestkastje.
Dat
doen
ze
ook
als
men
twee
mannetjes
of
twee
popjes
bij
elkaar
zet.
Vooral
de
eerste
weken
zijn
ze
erg
schuw
en
zag
ik
alleen
hun
kopje
in
het
met
kokosvezel
voorgevormde
nestje.
Als
ze
broedrijp
zijn
veranderen
ze
wel
nog
wel
wat
aan
het
bouwsel
zodat
alleen
nog
een
kleine
opening
overblijft.
Na
een
drietal
weken
bleef
van
één
koppel
één
van
de
vogels
altijd
op
het
nest,
ik
veronderstelde
dat
er
eitjes
waren.
Nog
eens
twee
weken
later
werd
er
meer
eivoer
opgenomen
dat
ik
nu
aanvulde
met
diepvries
bufallowormpjes,
pynkies
en
mierenpoppen.
De
vogeltjes
waren
nog
zenuwachtiger
dan
gewoonlijk.
Ze
verlieten
nooit
het
nest
als
ik
in
de
kweekkamer
was.
Uiteindelijk
heb
ik
ze
na
een
vijftal
dagen
toch
moeten
storen
om
na
te
gaan
of
alles
in
orde
was.
Er
lagen
zes
zwarte
donzige
bolletjes
in
het
nest.
Toen
alles
weer
rustig
was
vlogen
de
ouders
terug
op
het
nest
en
ik
heb
de
jongen
dan
ook
zonder
problemen
kunnen
ringen.
Ze
zijn
alle
zes
uitgevlogen,
maar
eentje
is
na
een
drietal
weken
door
de
ouders
dood
gepikt.
Ik
vond
het
slachtoffer
met
kale
kop
op
de
bodem
van
de
kooi
en
ik
vreesde
dan
ook
het
ergste
voor
de
andere
jongen
want
ze
waren
nog
niet
zelfstandig.
Gelukkig
is
het
bij
deze
ene
afrekening
gebleven,
waarom
doen
ze
dit?
Na
het
spenen
is
er
nog
een
jong
gestorven.
De
tweede
ronde
leverde
4
eitjes
op
en
3
jongen
die
zonder
problemen
werden
opgevoed.
Ik
heb ze drie maanden bij de ouders gelaten, ze kregen toen al de zwarte pluimpjes van hun volwassen verenkleed.
Het
2de
koppel
was
nog
zenuwachtiger
dan
het
1
ste
.
Telkens
als
ik
in
de
kweekkamer
kwam
verlieten
ze
het
nest.
Uit
4
eitjes
werd
1
jong
geboren.
Ze
namen
bijna
geen
eivoer
maar
wel
trosgierst.
Na
een
paar
dagen
lag
het
jong
dood
op
de
bodem.
De
2de
ronde
kregen
ze
opnieuw
4
eitjes
maar
er
was
geen
enkel
bevrucht.
Ik
heb
ze
wel
twee
weken
laten
broeden om hun cyclus niet te verstoren. Nadien heb ik het nestkastje weggenomen om ze tot rust te laten komen.
Ik heb nog een derde kweekkoppel samengesteld door nog een glansekstertje te kopen, maar hier zat het popje dood op het nest na
een paar dagen broeden.
Ik heb opgemerkt dat sommige mannetjes heel agressief achter de popjes durven aanvliegen als ze het nest verlaten in een
kweekkooi. Door de kweek in kooien van 50-60cm is er geen kans om mekaar te ontvluchten en dat verklaart misschien het
agressief gedrag van de mannetjes. Misschien is daar ook de reden te vinden van sterfgevallen op het nest, de popjes durven
gewoonweg niet gaan eten!. Ik heb dit meegemaakt met gewone ekstertjes, met reuzenekstertjes en met bruinrugekstertjes.
Ekstertjes
zijn
dankbare
vogeltjes
die
men
zonder
problemen
kan
houden
met
een
goede
exotenmengeling.
Af
en
toe
een
trosgierst
toevoegen,
grit
en
sepiaschelpen
niet
vergeten
want
ze
hebben
soms
last
van
legnood.
In
de
zomer
een
extra
inspanning
doen
om
ze
zoveel
mogelijk
de
onkruiden
van
het
seizoen
aan
te
bieden.
Niet
vergeten
ze
een
paar
keren per week te laten baden, hun conditie en hun glans kunnen er alleen maar door verbeteren.
Glansekstertjes op de tentoonstelling:
Eigen
kweek
glansekstertjes
hebben
op
de
meeste
tentoonstellingen
veel
concurrentie
van
de
meer
kleurrijke
soorten
bij
de
Afrikaantjes
waar
ze
meestal
bij
ingedeeld
worden
(astrilden
en
amandinen.
Als
ze
in
goede
conditie
zijn
spelen
ze
wel
dikwijls
90
à
91
punten.
Een
probleem
is
meestal
hun
schuwheid
zodat
ze
u
van
uit
een
hoekje
op
de
bodem
van
de
kooi
zitten
aan
te
kijken.
Een
ander
punt
waar
punten
mee
kunnen
verloren
worden
is
de
flanktekening
die
zo
egaal
mogelijk
moet
zijn.
Sommige
keurders
trekken
ook
punten
af
als
ze
geen
stippen
hebben
op
de
vleugelpennen.
Dat
is
duidelijk
geen
fout
er
zijn
nu
eenmaal
kleine
geografische
verschillen
door
het
grote
verspreidingsgebied
en
in
sommige
streken
hebben
ze
deze
witte
puntjes
niet.
Maar
als
de
keurders
moeten
kiezen
tussen
een
glansekstertje
zonder
en
één
met
puntjes
is
deze
laatste
kampioen.
Ik
had
afgelopen
jaar
het
geluk
om
een
perfect
exemplaar
gekweekt
te
hebben.
Hij
werd wereldkampioen in Porto met 93 punten. Zo'n uitslag doet natuurlijk alle tegenslagen en kommer vergeten.
Tekst: Remi De Turcq.
Literatuur : Belgisch clubleven, De Vogelwereld, Onze Vogels, Prachtvinken, F Robiller
Munias and mannikins, Robin Restall Finches and Sparrows, Peter Clement