De evolutie van donkerbuik-mutanten bij onze zilverbekken
Beste liefhebber,
De
laatste
decennia
hebben
de
mutatiekleuren
bij
de
zilverbekken
een
geweldige
evolutie
doorgemaakt!
Onze
gevleugelde
vriendjes
kennen
we
in
eerste
instantie
in
hun
natuurlijke
klederdracht,
maar
ondertus-sen
is
van
de
typische
wildkleur
heel
wat
afwijkende
kleurvormen
gecreëerd.
We
zien
dit
vinnige
vogeltje
steeds
meer
en
meer
op
onze
tentoonstelling
verschijnen.
Vooral
de
donkerbuik-versie
is
als
enkelvoudi-ge
mutant
bij
de
liefhebber
goed
gekend.
En
naast
de
ino
kennen
we
dan
voornamelijk
de
bruin-,
agaat-,
opaal-
en
de
pastel-mutatie.
Deze
exotensoort
kende
een
ware
expansie
en
het
zijn
vooral
onze
Neder-landse
collegae
die
op
dit
vlak
veel
onderzoek
hebben
ver-richt.
Dit
gemakkelijk
te
kweken
vogeltje
heeft
zich
stilaan
in
de
kijker
geplaatst
omdat
er
ook
heel
wat
interessante
kleurslagen
dit
vogelbestand
kwamen
aanvullen.
Sommige
werden
bekomen
door
een
‘Crossing-Over’
toe
te
passen
met
de
verwante
loodbekken.
Later
zou
men
de
enkelvou-dige
mutaties
onderling
mixen
tot
meervoudige
combina-tiepatronen.
In
de
ganse
context
zorgde
dit
voor
fraaie
verschijningen
en
ook
al
is
dit
nu
op
genetisch
vlak
reali-seerbaar,
dan
blijft
toch
de
vraag
of
alle
kleurvormen
wel
verantwoord
zijn.
Ik
ben
er
zeker
van
dat
het
onderscheid
op
sommige
vlakken
heel
moeilijk
is
geworden
en
dat
het
soms
verstandiger
is
om
niet
te
ver
van
het
normale
pad
af
te
wijken.
Bepaalde
herkenningspunten
en
een
duidelijk
onderscheid
vind
ik
zeker
voornaam
bij
het
keuren
van
meervoudige
mutatie-combinaties.
Het
is
immers
belangrijk
om
met
zekerheid
te
kunnen
zeggen
met
welke
type
we
dan te maken hebben!
A. De donkerbuik zilverbek - een mutatie van de 1
ste
graad
Door
de
jaren
heen
werd
de
algemene
kleur
zachter,
bruiner
en
tevens
wat
intensiever.
Ook
het
contrast
met
de
diepgekleurde
slagpennen,
broek
en
stuit
werd
aanzienlijk
groter.
Dit
was
mogelijk
door
een
ja-renlange
doorgedreven
selectie
op
vlak
van
eumelanine.
Hierdoor
nam
de
zwarte
buikvlek
in
omvang
toe.
Doorheen
de
jaren
ging
men
hier
echter
iets
te
ver
in,
waardoor
ook
de
flanken
dicht
liepen
met
de
zwar-te
uitvloei.
Nu
lijkt
men
meer
evenwicht
na
te
streven
en
moet
de
buikvlek
zo
goed
mogelijk
afgelijnd
zijn.
Weet
ook
dat
vogels
met
een
sterke
aanwezigheid
van
eumelanine
ook
een
zwarte
oogstreep
durven
vertonen. In België wordt deze streng bestraft, maar in Nederland is men hiervoor vaak toleranter.
Het
moet
echter
duidelijk
zijn
dat
men
vogels
verkiest
die
deze
niet
vertonen.
Donkerbuiken
die
ook
split
voor
bruin
zijn,
hebben
een
merkelijk
lichtere
buikvlek
en
zijn
dus
voor
de
TT
vaak
niet
geschikt.
Verder
heeft
men
ook
meer
aandacht
voor
de
algemene
lichaamskleur,
waar
de
aanwezige
phaeomelanine
zorgt
voor
een
voldoende
warme
kleur.
Jaren
terug
hadden
donkerbuik-
zilverbekken
een
grauwe
of
soms
zelfs
opgebleekte
lichaamskleur.
Weet
wel
dat
bepaalde
splitfactoren
(bv.
ino
of
agaat)
deze
lichaamskleur
onmiddellijk
sterk
beïnvloeden.
Wil
men
TT
gericht
goede
donkerbuiken
kweken,
dan
is
vooral
de
koppeling
donkerbuik x donkerbuik (
zonder aanwezige splitfactoren
) een absolute aanrader.
Uiteraard
mogen
snavel,
loopbeen
en
poten
geen
zwarte
vlekken
of
andere
bontvorming
vertonen.
Vaak
ziet
men
donkerbuiken
met
een
te
lichte
bovensnavel
waardoor
teveel
roze
schijn
zichtbaar
is.
Hier
wordt
op
de
TT
(te?)
veel
aandacht
aan
besteed.
Ook
komt
het
vaak
voor
dat
de
snavelranden
te
donker
zijn
en
dit
wordt
dan
bestraft.
Onze
noorderburen
waren
de
eerste
die
met
zeer
donkere
exemplaren
op
de
TT’s
verschenen,
o.a.
op
de
JMC-tentoonstelling
in
Nederland.
Maar
zoals
reeds
gezegd
moet
het
toenemende
eumelanine
beperkt
blijven,
zodat
het
vereiste
tekeningpatroon
nog
steeds
waarneembaar
is.
De
laatste
jaren
ziet
men
vaker
vogels
die
hier
het
juiste
evenwicht
bereiken.
De
exemplaren
die
teveel
uitvloei
van
de
buikvlek
richting
de
flanken
vertonen, kunnen uiteraard nog zeer waardevol zijn in de kweek.
In
de
verdere
ontwikkeling
van
de
donkerbuik
kwamen
ook
nog
andere
verervingseigenschappen
om
de
hoek
kijken,
zodat
er
meervoudige
combi-mutaties
ontstonden.
Sommige
van
hen
zijn
in
kleurcontrast
erg
verschillend
en
zijn
dan
ook
heel
opvallend
ten
opzichte
van
de
klassieke
donkerbuik,
maar
behoren
wonderwel
tot
dezelfde
reeks.
In
het
verdere
verloop
van
deze
tekst
gaan
we
de
meeste
verschijnings-vormen
eens
duidelijk
afbeelden.
Op
deze
wijze
kan
men
dan
hun
uiterlijk
eens
tegen
elkaar
afwegen.
B. De donkerbuik combi-kleuren of de meervoudige mutaties
De
laatste
decennia
is
de
belangstelling
voor
de
zilver-
en
loodbekken
sterk
toegenomen.
Dit
alles
heeft
te
maken
met
de
enorme
uitbreiding
van
nieuwe
mutaties.
Vooral
in
Nederland
zijn
meerdere
kwekers
hierin
gespecialiseerd.
Natuurlijk
zijn
we
al
eens
over
de
landsgrenzen
gaan
piepen
en
door
een
bezoek
te
brengen
aan
de
beurzen,
is
nu
ook
de
betere
kwaliteit
op
onze
kweekhokken in al z’n vormen aanwezig.
1.Donkerbuik Bruin
OP
bijgevoegde
foto
ziet
u
beide
naast
elkaar
afgebeeld.
Deze
kleurslagen
worden
ondertussen
door
de
liefhebber
veelvuldig
gekweekt.
Ze
zijn
op
onze
tentoonstellingen
dan
ook
goed
vertegenwoor-digd.
Zoals
je
kunt
opmerken
heeft
het
zwarte
eumelanine
plaats
gemaakt
voor
het
warmere
bruin-melanine.
Op
de
kop
is
de
hamertekening
gelijkmatig
en
duidelijk
aanwezig.
De
bovensnavel
is
beige-roos
en
de
ondersnavel
een
ietsje
beige-grijs.
De
buitenste
slagpennen
zijn
iets
donkerder
en
lichtjes
omzoomd.
De
stuit
is
opmerkelijk
dieper
van
kleur
terwijl
de
onderstaart
terug
iets
lichter
markeert.
De
oogranden
zijn
helder
blauw-grijs.
Dit
type
is
dus
veel
egaler
dan
de
gewone
donkerbuik
maar
het
gekende
tekeningpatroon
moet ook bij deze exemplaren nog in lichte mate waarneembaar zijn.
Belangrijkste aandachtspunten voor de TT zijn:
Een niet te donkere snavel: indien de donkerbuik-factor sterk aanwezig is, is deze vaak te donker.
Een
te
egale
lichaamskleur:
hier
is
de
donkerbuik-factor
te
weinig
aanwezig,
waardoor
de
typische
donkerbuik-kenmerken
(
donkere vleugelbochten en buitenste pennen
) onvoldoende aanwezig zijn.
Te fletse kleur: dit is zonder twijfel het voornaamste selectiepunt bij de donkerbuik bruin.
Ook
hier
is
het
evenwicht
dus
belangrijk.
Af
en
toe
een
donkerbuik
inkweken,
is
soms
aangewezen.
Maar
dan
kiest
men
best voor een exemplaar met reeds een warme lichaamskleur.
2. Donkerbuik Agaat
Over
het
algemeen
is
dit
type
qua
uitzicht
een
lichtere
uitgave
van
de
donkerbuik.
Ook
hier
zijn
de
donkere
veervelden
in
de
buikzone,
de
broek
en
stuit,
alsook
in
de
slagpennen
heel
duidelijk
aanwe-zig.
Deze
zwart-bruine
zones
staan
in
schril
contrast
met
de
opvallend
zacht-créme
lichaamskleur
omdat
de
agaat-mutatie
het
phaeomelanine
verhindert
om
volwaardig
tot
uiting
te
komen.
Hierdoor
is
de
flanktekening
niet
meer
op
te
merken.
Ook
hier
is
er
nog
hamerslagtekening
op
de
kop
en
zijn
de
vleugelpennen
omzoomd.
Niettemin
is
het
belangrijk
om
de
kleurnuances
optimaal
te
houden.
Deze
kleurslag
staat
vanwege z’n imposante uitstraling bij vele exotenkwekers op het verlanglijstje.
Belangrijkste aandachtspunten voor de TT zijn:
Een
duidelijk
zwarte
buikvlek
en
zwarte
buitenste
slagpennen.
Dit
is
enkel
mogelijk
met
een
sterke
donkerbuikfactor
en
het
samenstellen van coherende kweekparen.
Een
warm
beige
lichaamskleur:
dit
is
de
belangrijkste
fout
bij
donkerbuik
agaat.
Enkel
selectie
brengt
hier
soelaas.
Het
inkweken van de ino-factor zorgt voor veel te bleke exemplaren en is niet gewenst !
Een eventuele zwarte oogstreep zal bij deze kleurslag meer opvallen en dikwijls worden bestraft.
Bij
het
kweken
van
deze
kleurslag
heeft
men
vogels
nodig
met
een
sterke
donkerbuikfactor.
Door
de
kwalitatieve
vooruitgang
van
de
donkerbuik
agaten
in
de
laatste
jaren,
is
het
niet
meer
nood-zakelijk
om
telkens
over
donkerbuik
te
kweken.
3.Donkerbuik Agaat Bruin
Op de linkse foto zijn de
donkerbuik-agaat
en
donkerbuik-agaat bruine
afgebeeld. Er is wat gelijkenis
in
de
algemene
lichaamskleur,
hoewel
de
laatste
iets
meer
warmte
uitstraalt.
Bemerk
dat
er
net
zoals
bij
de
bruin-mutatie
wat
onderscheid
kan
zijn
in
de
staartkleur.
Op
de
linkse
foto
zien
we
dat
er
soms
een
roze
gloed
aanwezig
kan
zijn.
Rechts
zien
we
een
mooi
egaal
exemplaar.
Het
grote
verschil
is
de
volledig
egale
buik-
en
broekbevedering,
alhoewel
je
ook
hier
de
donkerbuik
borsttekening
soms
kan
waarnemen,
naar
analogie
met
de
donkerbuik-bruin.
Ten
aanzien
van
de
contrastrijke
donkerbuik-agaat
zijn
de
zwarte
veders
hier
verdrongen.
De
grote
slagpennen
kunnen
soms
nog
wat
meer
aanslag
vertonen.
De
stuit
en
staart
daarentegen
hebben
een
meer
mokkabruine
kleur.
Vanuit
genetisch
oog-punt
is
dit
eigenlijk
een
triple-
combinatie.
Dit
type
behoort
ondertussen
ook
tot
de
top
drie
van
de
meest
populaire
kleurmutaties
en
is
bovendien
een
graag
geziene
kleurslag
op
veel
TT’s.
Het
heeft
een
tijdje
geduurd
vooraleer
de
verspreiding
ervan
op
gang
kwam,
maar
momenteel is dit type door onze liefhebbers erg gewild en is dus ook een courant gekweekte kleurslag geworden.
4.Donkerbuik Mokka Bruin
Zoals
gezegd
zijn
onze
Nederlandse
collegae
heel
intensief
bezig
met
het
uittesten
van
de
vele
combi-kleurslagen.
In
2015
werd
op
de
show
van
Appeldoorn
door
Jan
Kikkert
dit
zilverbekje
aangeboden.
In
eerste
instantie
werd
er
gedacht
aan
een
afwijkend
kleurtje
dat
zich
situeerde
tussen
donkerbuik
agaat
en
de
donkerbuik
agaat
bruine.
De
donkere
kleur-zones
vertonen
niet
meer
het
intensief
zwart
maar
het
is
hier
vervangen
door
een
mokkabruine
kleur.
Vandaar
de
gekozen
benaming.
Ook
bleken
de
ver-ervingeigenschappen
anders
te
zijn
tov
de
gewone
agaat-versie.
Bij
ons
is
de
kleurslag
nog
niet
erkend
en
er
bestaat
ook
nog
geen
standaardnorm
voor.
De
toekomst
zal
uitwijzen
of
dit
een
volwaardige
mutatiekleur
is,
dan
wel
een
selectievorm
van
de
donkerbuik
bruine.
Voor
de
niet
ingewijde
liefheb-ber
bevinden
we
ons
in
de
twijfelachtige
schemerzone
daar
de
onderlinge
verschillen
toch
wel
heel
klein
worden
door
het
nauwe
(
kleur
)
verwantschap.
Het
onderscheid
wordt
pas
echt
duidelijk
wanneer
de
vermelde
mutaties
samen
in
dezelfde
kooi
zitten!
De
vraag
is
dan
ook
of
de
kweek
van
dergelijke
“kleuren”
of
misschien
correcter
“selectievormen” gestimuleerd moet worden ?
5.Donkerbuik Opaal
Linksonder de enkelvoudige opaal-mutatie van de wildkleur. Rechts zie je dan een donkerbuik opaal.
In
eerste
instantie
is
de
opaalmutatie
overgeheveld
uit
het
loodbekkenbestand
en
na
verdere
selectie
uitgegroeid
tot
een
volwaardige
kleurslag
bij
de
zilverbekken.
De
opaal-mutant
is
echt
wel
indrukwek-kend
en
doet
het
heel
goed
als
enkelvoudige
mutatie
van
de
wildkleur,
maar
kan
ook
gecombineerd
worden
met
de
donkerbuikmutatie.
Het
belangrijkste
visuele
kenmerk
is
dat
een
donkerbuik
opaal
geen
flanktekening
heeft.
Er
bestaan
reeds
exemplaren
die
een
aanzienlijke
hoeveelheid
eumelanine
vertonen
(
zoals
deze
op
de
foto
),
maar
vanwege
z’n
genetische
achtergrond
zal
het
niet
van
dezelfde
intensieve
orde
zijn
zoals
bij
de
agaatmutant.
We
mogen
immers
niet
vergeten
dat
de
opaalfactor
op
zich
al
een
aanzienlijke
reductie
teweeg
brengt.
Toch
wordt
er
naar
gestreefd
om
het
eumelanine-bezit
in
de
donkere
zones
optimaal
tot
hun
recht
te
laten
komen
en
dit
in
duidelijk
contrast
met
de
lichtgrijze
lichaamskleur.
De
mannelijke
exemplaren
zullen
sowieso
iets
intensiever
voor
de
dag
komen.
Door
de
oorspronkelijk
mutatie-link
met
de
loodbek
moet
men
zeker
attent
zijn
dat
de
vroe-
gere kenmerken van de hybride-kweek in deze kleurslag niet meer aanwezig zijn. Dit type vererft autosomaal recessief.
6.Donkerbuik Opaal Bruin
Nu
zijn
we
echt
bij
de
mutatie-combinaties
aanbeland
die
voor
veel
liefhebbers
niet
zomaar
herken-baar
zijn.
Zoals
de
naam
reeds
laat
vermoeden
hebben
we
te
maken
hebben
met
een
combinatie
van
de
opaal-
en
bruinmutant.
Zulk
type
wordt
door
de
liefhebber
minder
gekweekt.
Enkel
de
ingewijden
die
hiermee
vertrouwd
zijn
wagen
zich
aan
deze
combinatie.
Deze
exemplaren
variëren
heel
sterk
wat
kleurdiepte
betreft.
Het
streefdoel
is
een
hoog
gehalte
aan
phaeomelanine
in
combinatie
met
de
don-kerbuikfactor.
Het
resultaat
is
niet
eenvoudig
daar
beide
factoren
van
nature
minder
goed
matchen.
Omwille
van
de
verbintenis
met
de
donkerbuik
zou
men
meer
kleur
verwachten,
of
dan
toch
in
de
buikzone,
maar
deze
exemplaren
zijn
algemeen
licht
gekleurd.
De
kopbevedering
is
meestal
wat
die-per
en
intensiever,
maar
van
een
flanktekening
is
tot
nu
toe
nog
geen
sprake.
In
de
toekomst
kan
dit
door
selectie
nog
verbeteren
zodat
ook
de
donkerbuikfactor
wat
meer
op
de
voorgrond treedt!
Op
beide
foto’s
ziet
men
de
samensmelting
van
alle
betrokken
factoren
en
het
kleurresultaat
is
toch
een
beetje
verrassend.
Opmerkelijk
is
het
verschijnen
van
een
zacht-wazige
gloed
die
dan
vooral
tot
uiting
komt
in
de
staartpennen.
Ook
rondom
de
kopzone
is
de
kleurintensiteit
iets
hoger
dan
de
rest
van
de
bevedering.
De
exemplaren
met
de
mooist
intensieve
kleur-
egaliteit verdienen de voorkeur!
7.Donkerbuik Pastel
Deze
vrijwel
nog
nieuwe
kleurslag
staat
nog
maar
in
zijn
kinderschoenen.
De
uitwerking
van
de
pastel-factor
is
het
best
waarneembaar
op
het
rugdek
en
de
buikzone.
In
tegenstelling
tot
alle
voorgaande
verschijningsvormen
zal
de
pastelfactor
de
egaliteit
nu
ernstig
verstoren.
Toch
is
het
belangrijk
dat
de
opbleking
in
de
betrokken
vederzones
gelijkmatig
plaats
vindt.
Misschien
zal
dit
type
iets
minder
tot
onze
verbeelding
spreken.
Daarom
zijn
zulke
exemplaren
op
onze
TT
zelden
of
nooit
te
zien.
C. De donkerbuik-mutanten in de grijsserie
Ook
de
grijze
kleurslag
werd
in
eerste
instantie
door
onderlinge
hybridekweek
overgeheveld
uit
het
lood-bekkenbestand
en
uit
deze basis ontstonden nadien de huidig gekende mutatievormen bij deze zilverbek.
8.Donkerbuik Grijs
Jaren
geleden
verscheen
in
Nederland
een
wildkleurig
exemplaar
waarvan
men
dacht
dat
deze
zou
leiden
tot
de
volwaardige
grijsmutant.
De
grijze
wildkleur
is
echter
nog
niet
wat
men
ervan
verwacht,
maar
toch
ging
men
bij
deze
exemplaren
meerdere mutatie-eigenschappen onderling combineren.
Hieruit
ontsproot
de
donkerbuik
grijs.
Na
jaren
van
intense
selectie
waren
alle
zilverbek-kenmerken
hier
duidelijk
aanwezig.
Dit
type
wordt
steeds
meer
en
meer
gekweekt,
hoewel
de
vruchtbaarheid
duidelijk
minder
zou
zijn
dan
bij
de
andere
zilverbekmutaties.
Deze
mutatiekleur
bezit
ondertussen
de
nodige
stabiliteit,
zowel
in
kleur
als
met
bijhorende
tekening.
Deze
nog
vrijwel
nieuwe
kleurslag
is
dus
volop
in
ontwikkeling
en
de
donkere
veervelden
mogen
ook
hier
nog
nadrukkelijker
aanwezig zijn.
D. Enkele donkerbuik-mutanten voor de nabije toekomst
Op
de
voorgaande
pagina’s
werd
een
opsomming
gemaakt
van
heel
wat
donkerbuik-varianten.
Misschien
is
het
jullie
opgevallen
dat,
naast
de
genetische
eigenschappen,
ook
de
herkenbaarheid
een
belangrijke
rol
zal
spelen
want
rekenkundig
gezien
zijn
er
nog
heel wat meer mogelijkheden.
Enkele Nederlandse liefhebbers zijn druk in de weer om de vele combinatiemogelijkheden in praktijk om te zetten. Vooral
Henk De Vos en Jan Kikkert hebben hierover een uitgebreide website opgesteld. Deze foto’s geven misschien een idee van
wat komen zal maar deze types zijn bij ons nog niet officieel aanvaard en zijn ook niet opgenomen in de Belgische standaard.
De eerste verschijningsvormen zul-len zich verder ontwikkelen en soms ook in vraag worden gesteld, evenals de benaming
ervan! Ten-slotte moeten al de mutatie-eigenschappen duidelijk in overeenstemming zijn met de uiterlijke ken-merken. De
afgebeelde donkerbuik bruinpastel lijkt ons veeleer op een donkerbuik bruin-grijs mutant. Dus laat ons zeker voorzichtig zijn
met de overvloed aan overgehevelde loodbek-pastelmutaties zoals:
Donkerbuik Bruin agaat pastel
- Donkerbuik Bruin agaat opaal pastel
Donkerbuik Grijs agaat pastel
- Donkerbuik Grijs opaal pastel
Voor de volledigheid misschien ook nog vermelden dat de donkerbuik ook gecombineerd kan worden met de ino-mutatie. De
Ino-factor overheerst ingrijpend de onderliggende eigenschappen. Dus uiterlijk lijkt deze vogel op een gewone “wildkleur” ino,
al toont hij aan de aars soms wat meer grauwe waas.
Persoonlijk
rijst
bij
mij
nu
de
vraag
of
in
sommige
gevallen
de
drempel
niet
wordt
overschreden.
Soms
lijkt
het
mij
esthetisch
onverantwoord
om
de
mutatie-combinaties
tot
in
het
oneindige
door
te
voeren.
Het
voornaamste
dat
we
nu
moeten
onthouden
is:
dat
de
kleur
van
stuit
en
staartveren,
alsook
van
de
vleu-gelpennen,
heel
toonaangevend
zijn.
Het
is
immers
gebleken
dat
bij
elke
verdere
stap
de
omranding
nog
nauwelijks
of
helemaal
niet
zichtbaar
is
en
dat
de
herkenningspunten
steeds
maar
waziger
worden.
Een
duidelijke
herkenbaarheid
zou
tenminste
één
van
de
basisnormen
moeten
zijn.
Deze
exemplaren
moeten
tenslotte
op de correctheid van hun visueel uiterlijk kunnen worden beoordeeld.
Enkele nuttige gegevens aangaande de mutantenkweek
TOT SLOT:
In
dit
zilverbek-artikel
hebben
we
enkel
de
gestandaardiseerde
donkerbuikserie
wat
nader
belicht,
maar
zoals
al
gezegd
zijn
er
statistisch
gezien
heel
wat
combinaties
mogelijk.
Toch
zou
het
onverstandig
zijn
om
bepaalde
kleurslagen
te
erkennen
die
in
regel
niet
geschikt
zijn
om
als
volwaardige
TT-kleurslag
aanvaard
te
worden.
De
herkomst
van
alle
gelinkte
mutatie-factoren
moet
zonder
twijfel
in
het
eindproduct
duide-lijk
zichtbaar
te
onderscheiden
zijn.
Enkel
door
deze
richtlijn
op
te
volgen
kunnen
we
vaststellen
met
welk
type
mutant
we
dan
te
maken
hebben.
Laten
we
dus
een
halt
toeroepen
aan
de
combinaties
die
geen
ex-tra
bijdrage
leveren
of
geen
verrijking
vormen
voor
onze
vogelsport.
Ze
zouden
alleen
maar
meer
onge-wenste
verontreiniging
meebrengen of bijkomende verwarring stichten onder de erkende mutatie-reeks.
Ook
mogen
we
niet
vergeten
dat
de
nieuwe
mutantenkweek
bij
z’n
ontwikkeling
heel
wat
problemen
en
onzekerheden
kent.
In
de
startfase
heeft
men
veelal
te
maken
met
slechte
kweekresultaten
en
minder
sterke
nakomelingen.
Of
anders
gezegd,
een
ver
doorgedreven
mutatenkweek
is
niet
echt
bevorderlijk
voor
de
ontwikkeling
van
het
nageslacht.
Daarmee
wil
ik
verwijzen
naar
de
dubieuze triple-combinaties.
Beste
liefhebber,
ik
vermoed
dat
de
meeste
onder
jullie
geen
probleem
hebben
om
bvb
een
donkerbuik-bruine,
een
donkerbuik
agaat
bruine
of
een
donkerbuik
opaal
te
herkennen.
Maar
wat
doen
we
dan
met
de
exemplaren
waarover
we
nog
geen
standpunt
durven
innemen,
laat
staan
er
een
naam
op
te
kleven.
Als
we
op
een
punt
zouden
komen
dat
duidelijk
onderscheid
niet
meer
mogelijk
is,
zijn
we
dan
niet
een
stap
te
ver
geweest
en
moeten
we
dan
niet
overwegen
om
sommige
mutatiecombinaties als ongewenst te catalogeren…. So, keep it safe and don’t cross the borderline.
Namens de beheerraad,
(met dank aan de liefhebbers voor de uitgeleende foto’s)